Reptielen en amfibieën - Paul Snoek
OverzichtPAUL SNOEK (pseudoniem van Edmond Schietekat, 1933-1981) is in de eerste plaats bekend als dichter, hoewel hij onder invloed van Lucebert en Asger Jorn ook schilderde. In 1955 richtte hij samen met onder anderen Gust Gus, Hugues C. Pernath en Tone Brulin (de generatie der vijfenvijftigers) het avant-garde tijdschrift Gard Sivik op. Soms evoceert zijn poëzie een mystiek gevoel van leegte ('ontginner van de leegte'), soms schrijft hij uit protest en verzet tegen maatschappelijke misstanden. Laatstgenoemd thema beheerst ook Snoeks vroege, groteske kort proza. In 1957 verschijnt de bundel REPTIELEN & AMFIBIEËN. De eerste van de achttien teksten is opgedragen aan Louis Paul Boon, die in hetzelfde jaar zijn Grimmige sprookjes voor verdorven kinderen publiceert, terwijl Gust Gils vanaf 1960 doorbreekt. De groteske wordt gekenmerkt door het speelse, soms grimmige contrast tussen het verhevene en het triviale. Het resultaat is een scherpe satire op het Vlaamse klerikalisme en burgerlijk fatsoen, waartegen heiligschennende en erotische fantasieën in stelling worden gebracht. Zijn bundel is een exotische zoo geworden van kaaimannetjes, oesters, waterschildpadjes, Peruviaanse vlinders, padden en salamanders. In die dierentuin weerklinken schimpende geluiden tegen het kanonnenapostolaat van de societas jesu, het naakt zwemmen van de dorpsclerus, het gekonkel van de geldbourgeoisie enzovoort. In 'La danseuse presque nue' parodieert hij bovendien de versleten, traditionele romancode.