Het financiële beleid van Leiden in de laat-Beierse en Bourgondische periode plm. 1390-1477
OverzichtDeze studie heeft als uitgangspunt de vraag wie het financiële beleid in Leiden bepaalden en hoe dit beleid eruit zag. Daar de oudste rekening van 1391-1392 dateert, is het begin van het onderzoek op omstreeks 1390 gesteld. Als eindpunt is 1477 gekozen, in welk jaar het Bourgondische tijdperk werd afgesloten. Marsilje besteedt aandacht aan de bestuurlijke colleges en de administratieve instanties. De secretaris en zijn mensen hadden namelijk meer dan tot nu toe werd aangenomen, met het beheer van de stedelijke geldmiddelen te maken.
Voordat over het eigenlijke financiële beleid wordt gesproken, wordt uitvoerig stilgestaan bij problemen betreffende de munt zoals die in de Leidse boekhouding verscholen zitten. In de rekeningen treffen we namelijk de Leidse reflectie aan op de monetaire gang van zaken in het vorstendom. In de bijlagen zijn vroedschapslijsten opgenomen, de lijst van de Veertigers en vereffeningen tussen de burgemeesters van 1466 en van 1467 en tussen die van 1467 en 1468.