Kunst van de 20e eeuw
OverzichtDe twintigste eeuw begint voor de kunst in 1907 met Les Demoiselles d'Avignon van Picasso. Het kunstwerk kenmerkt de breuk met het verleden en één van de belangrijkste onderzoekswegen voor de toekomst. Rond deze datum geeft de eerste avant-garde aanzet tot experimenten met vorm, taal, technieken en materialen die de gehele eeuw zouden kenmerken. Kubisme, expressionisme, abstracte kunst, futurisme en dadaïsme openen de deuren voor nieuwe expressieve mogelijkheden. De relatie tussen kunst en werkelijkheid verandert. Men speelt met vormen, voorwerpen en materie en denkt na over kunst als taal.
Andere uitgangspunten komen voort uit de filosofie en psychoanalyse. Beelden uit het onbewuste verschijnen op de doeken van de surrealisten. Ondertussen wordt Europa in de gewelddadige eeuw met twee wereldoorlogen geconfronteerd. Picasso toont met zijn Guernica de gruwelen van de oorlog. Veel van zijn collega's zijn gedwongen te vluchten uit nazi-Duitsland, waar ook het bijzondere Bauhaus-experiment wordt afgebroken. Zo verplaatst het centrum van het artistieke leven zich reeds aan het begin van de jaren veertig van Parijs naar New York. Hier krijgt de taal een totaal ander aanzicht. De actie is protagonist in de kunst van Pollock.
Binnen enkele jaren richten de onderzoeken van kunstenaars zich op de consumptiegerichte en volkse werkelijkheid of worden verfijnd en staan soms ver van het publiek af. Zo ontstaan Pop Art, conceptualisme en minimalisme. Het mengen met muziek, theater en media heeft de happenings verlevendigd. Het kunstvoorwerp verandert voortdurend van vorm. De kunstenaar werkt op het landschap, het lichaam en de nieuwe technologieën en dus op het kunstwerk van het verleden.