Het Haagse Bureau - 17de-eeuwse ambtenaren tussen staatsbelang en eigenbelang
OverzichtOp een zeker moment, na weer een dag hard werken, mijmerde de doodvermoeide Keesje Maet over een betere toekomst. Hij meende die in de Haagse ambtenarij te kunnen vinden: 'Ick mien te gaen keuyeren na 't Haeghje, en sel daer mijn avontuer gaen soecken, ick ken noch wat lesen en schrijven, en jet lutje rekenen, ick hoor datmen in 't Haeghje wel te recht kan komen.' Gouden bergen dacht hij op het Binnenhof aan te treffen.
Keesje Maet heeft nooit bestaan; hij is een fictief figuur, weggelopen uit een populair Boerenpraetje. Maar het zeventiende-eeuwse Den Haag kende wel degelijk tal van echte 'Keesje Maets', lieden die gedreven door uiteenlopende motieven daadwerkelijk hadden gekozen voor een leven in dienst van de rudimentaire Haagse bureaucratie en voortaan hun dagen doorbrachten in de slecht verlichte en vaak stinkende kantoren van het Binnenhof. Sommigen van hen verkeerden in de marge van de ambtenarij: als onderklerken zender vaste aanstelling betaald per geschreven pagina probeerden zij zich met opportunisme en bedrog staande te houden. Anderen-hadden-door geboorte en capaciteiten meer geluk en verkeerden als hoge ambtenaar in het centrum van de Haagse politieke macht.
Het Haagse -Bureau schetst een levendig beeld van deze bonte verzameling zeventiende-eeuwse ambtenaren, van hun bestuurspraktijken, ambities en frustraties, morele en politieke keuzes, hobby's en familieleven. De lezer maakt bijvoorbeeld kennis met de nietsnut en dronkelap Willem Hoppevelt die als klerk op de griffie van de Staten-Generaal een illegale handel in staatsstukken bedreef, met de lolbroek Johan Spronssens 1wiens loopbaan ondanks algemeen erkende kwaliteiten maar niet wilde vlotten en met de notoir corrupte griffier Cornelis Musch die gesteund door een netwerk van 'schelmse machelaers' jarenlang zijn geldzucht kon botvieren. Maar ook Johan van Oldenbarnevelt, Jacob Cats en Johan de Witt passeren de revue
Zo is Het Haagse Bureau een vlot geschreven en veelzijdig boek, dat niet alleen nieuw licht werpt op de bestuurscultuur van de Republiek der Verenigde Nederlanden, maar ook toegankelijk is voor iedereen die geïnteresseerd is in de Nederlandse cultuurgeschiedenis.