Nederlanders in Japanse kampen - Tekeningen en voorwerpen gemaakt in burgerintenerings- en krijgsgevangenenkampen 1942-1945
OverzichtBoek behorende bij de tentoonstelling 'Tekeningen en voorwerpen gemaakt in de burgerinternerings- en krijgsgevangenkampen 1942-1945'
Daar het ontstaan en de opzet der tentoonstelling op de volgende bladzijden Cultuurgeschiedenis van de belicht worden door de dynamische initiatiefnemer, de heer P.M. Adriaanse, Nederlanders Overzee, terwijl de historische achtergrond, de feitelijke omstandigheden en het verloop van internering en krijgsgevangenschap op indringende wijze worden belicht door respectievelijk dr. H.J. de Graaf, mevrouw dr. D. van Velden en de heer E. van Witsen, dient dit voorwoord slechts tot zowel het verduidelijken van de positie van de Stichting Cultuurgeschiedenis van de Nederlanders Overzee, als het uitspreken van onze dank aan personen en instanties die de totstandkoming van deze unieke tentoonstelling mogelijk hebben gemaakt.
Allereerst de positie van de Stichting Cultuurgeschiedenis van de Nederlanders Overzee. De Stichting stelt zich ten doel: 'het bevorderen van de kennis en het behoud van de voorwerpen, monumenten en documenten, welke herinneren aan het verblijf van de Nederlanders en aan de Nederlandsche vestigingen buiten Europa of welke onder invloed van de Nederlanders aldaar zijn ontstaan.'
In de praktijk komt de uitvoering van deze wel wat ingewikkeld omschreven doelstelling er op neer dat de Stichting door aankoop tracht te voorkomen dat voorwerpen die aan bovenstaande omschrijving voldoen en van [kunst]historische waarde zijn, naar het buitenland worden verkocht en daardoor voor Nederland verloren gaan. Wat de onroerende monumenten betreft wordt getracht verval en afbraak te voorkomen door het beschikbaar stellen van hetzij gelden hetzij deskundige hulp voor de restauratie. Daar de Stichting zich bovendien bij het bovenstaande hoofdzakelijk bezig houdt met voorwerpen en monumenten uit de tijd der handelscompagnieën benevens de eerste helft der 19e eeuw is het duidelijk dat de organisatie van de onderhavige tentoonstelling eigenlijk buiten haar bestek valt.
Het bestuur besloot echter desalniettemin de heer Adriaanse op diens verzoek bij te staan bij de Hercules-taak die hij geheel alleen verrichtte, door de tentoonstelling onder de auspiciën van de Stichting te doen plaatsvinden, waardoor de initiatiefnemer op bredere basis kwam te staan.
Deze beslissing was gebaseerd op de overweging dat de expositie van veel belang moet worden geacht voor de kennis van de geschiedenis van een zo groot deel der Nederlanders die leefden en werkten overzee. Daarnaast zou worden bereikt dat door het tentoonstellen van deze tekeningen en voorwerpen een deel van de vaak zo treffende menselijke aspecten van die moeilijke periode aan de vergetelheid zou worden ontrukt.
Dat deze steun alleen kon worden verleend dank zij allereerst de medewerking van de Directies van het Rijksmuseum alsook van het Museum voor het Onderwijs te Den Haag, van het Cultureel Centrum de Beyerd te Breda, het Gemeentelijk Museum het Princessehof te Leeuwarden en het Gemeentemuseum te Arnhem, zij hier met erkentelijkheid vermeld.
Bij het nemen van deze beslissing werd het bestuur mede beïnvloed door zijn bewondering voor wat de heer Adriaanse, zelf oud-kampbewoner, op dat moment reeds had gepresteerd. Het naspeuren van het bestaan van in de kampen vervaardigde tekeningen en voorwerpen, het overreden van de bqzitters deze herinneringen waaraan men dikwijls zeer was gehecht voor geruime tijd af te staan, het voeren van een uitgebreide correspondentie hierover met tot slot het bijeenbrengen van ruim 2000 tekeningen en objecten is werkelijk een gigantische taak.
Allen die de totstandkoming van deze tentoonstelling waarderen kunnen de heer Adriaanse, zonder wie deze expositie nimmer zou hebben plaatsgevonden, dan ook niet dankbaar genoeg zijn.