Bruggehoofd Arnhem
OverzichtJames Sims was in 1944 toen hij zich als vrijwilliger meldde bij de parachutisten, 19 jaar oud. Tijdens de gevechten in Arnhem maakte hij deel uit van het kleine groepje parachutisten dat erin slaagde de brug te bereiken en deze gedurende enige dagen in handen te houden. Sims maakte de slag mee als een gewoon soldaat en in dit boek geeft hij zijn persoonlijke ervaringen weer. Een gewoon soldaat had tijdens de gevechten geen overzicht, zijn gezichtsveld was beperkt tot de straat of het huis waar hij vocht; vocht tegen een meestal onzichtbare vijand, tegen honger en dorst en vooral slaap.
Sims' verhaal eindigt niet met zijn gevangenname maar hij vervolgt met een unieke beschrijving van zijn krijgsgevangenschap in het ineenstortende Duitsland tot zijn bevrijding in april 1945. Generaal-majoor J. D. Frost, de toenmalige commandant van Sims schreef het voorwoord:
Dit is het eerste boek dat ik heb gelezen over de slag om de brug in Arnhem, in september 1944, dat geschreven werd door één van de soldaten die voor deze strijd werden opgeleid en daaraan deelnamen. Het is een uiterst levendig, persoonlijk en ontroerend verslag, dat vele mensen uit allerlei kring zou moeten interesseren, want er zijn maar weinig van dit soort boeken die geschreven zijn door een jonge soldaat, of het nu gaat om de laatste oorlog of over enige andere.
In mijn geval roept dit boek vele herinneringen op waarvan ik er sommige liever zou vergeten. Toch ben ik James Sims heel erkentelijk voor het feit dat hij ons weer de grote vastberadenheid en heldhaftige dapperheid in herinnering brengt die door letterlijk allen die er bijzijn geweest, aan de dag werd gelegd. Op voortreffelijke wijze, beschrijft hij de atmosfeer in de schuilkelders waar de gewonden lagen. Hij vertelt ons over de toewijding van de gewondenverzorgers bij het naar binnenslepen van de gewonden, en over hun pogingen om het lijden te verzachten. De laatste hoofdstukken, die gaan over het leven in gevangenschap, zijn volgens mij enig in hun soort. De barre omstandigheden waaronder wij allemaal zo geleden hebben, werden voor een groot deel veroorzaakt door de onverwachte toevloed van zo veel geallieerde gewonde gevangenen op een moment dat de Duitsers bijna aan het einde van hun krachten waren. De houding en het gedrag van die gevangenen en gewonden waren in alle opzichten voorbeeldig en dit heeft ons, en ook hen, geholpén bij het overwinnen van de frustrerende teleurstellingen en vernederingen die ons deel waren.
Ik hoop dat de leden Van het Koninklijk Wapen der Artillerie geen aanstoot zullen nemen aan sommige opmerkingen die voorin het boek gemaakt worden, want wij allen zullen hen eeuwig dankbaar blijven voor de steun die zij ons in de strijd gegeven hebben. De grote bekwaamheid van de vooruit geschoven eenheden van de onzen werd alleen geëvenaard door de vastberadenheid van de sappeurs die erbij kwamen te zamen met de mannen van het hoofdkwartier van de 1ste Parachutebrigade, te weten Freddie Gough en een deel van zijn verkenningsgroep, Peter Lewis en de C-compagnie van het 3de bataljon, alsmede een peloton van de RASC.
In de beschrijving van de strijd en in de weergave van de feiten zitten enkele fouten, hetgeen begrijpelijk is, want het gezichtsveld van de individuele soldaat is nu eenmaal beperkt, dat is onvermijdelijk. Ik ben er evenwel van overtuigd dat het verkeerd zou zijn hier over te gaan zeuren, want dat zou de vaart van het verhaal nadelig kunnen beïnvloeden. De lezer zal het gevoel willen hebben dat de beelden, die de schrijver schildert, precies zo zijn als Sims die zag toen hij destijds soldaat was en precies zo, als hij die zich herinnert.
Toch vind ik dat ik moet zeggen dat de schrijver zich vergist wanneer hij stelt dat de soldaten die de gewonden uit dat brandende gebouw sleepten (zie bladzijde 111) niet behoorden tot de 9de SS Panzer Division. Alhoewel deze kerels bij tijd en wijle wel wat erg schietlustig waren, betoonden ze zich in het gevecht met ons toch ridderlijke tegenstanders. Het medegevoel dat ze voor ons aan de dag legden toen we gewond waren en hun vriendelijkheid daarbij, zal ik tenminste niet vergeten.
Naarmate men met James Sims verder wandelt door de hoofdstukken van zijn boek, moet men aan het slot van het boek met recht kunnen zeggen, 'Ik begin te begrijpen wat het geheim is, van de Britse soldaat'.